Geef hem misschien mijn naam (verhaal)
Een mooie en krachtige vraag die vaak gesteld wordt klinkt: Wat is de eerste herinnering uit uw leven? Helemaal precies kunnen we dat niet zeggen, maar wetenschappers schatten dat het om gebeurtenissen gaat rond de leeftijd van drie jaar.
Voor mij klopt dat. Ik moet ongeveer drie geweest zijn toen ik in de Hei in Minderhout was op een familiefeest. Ik zat op de knie van vader van de Hei (Alfons Desmedt) die met mij op en neer wiebelde terwijl hij zong: “Ju Ju paardje, met je vossenstaartje, met je koperen belletjes aan, zullen naar de stad toe gaan”. (in een andere versie gaat men naar de koekenstad).
Meteen is de sfeer ook gezet voor het familiefeest, waarvan ik me vooral herinner: de biljarttafel in de grote kamer die gehuld was in een wolk van dikke sigarenrook, waar aan een tafel onder het schijnsel van een simpel ballonlampje met porseleinen kapje, verwoed gekaart werd. En niet te vergeten grote glazen trappist. Dat is voor mij de Kempische gezelligheid: rokende, trappist drinkende mannen die met krachttermen hun troef kracht bij zetten.
De meest indringende herinnering dateert van toen ik drie en half jaar was, in april 1960. Vader van de Hei was overleden en was thuis opgebaard. Aan de hand van Maria Desmedt van nonkel Joseph, ging ik mee groeten. Palmtakjes werden in wijwater gedompeld en een kruisteken werd gevormd toen ik plots zegde: ‘Je mag dat niet doen, je maakt hem nat’.
‘Stil, Janneke’, vermaande Maria me. Later die dag bracht ik een tweede bezoek ditmaal vergezeld door mijn moeder, Maria/Mieke van nonkel Henri, en mijn vader Guido met mijn zus Annemie en Hilde op de arm (zie foto). Ik weet niet of het toen de gewoonte was om foto’s te maken bij het sterfbed. Van dit overlijden zijn alle takken gefotografeerd.
In onze huidige tijd, zo realiseer ik me nu, is het helemaal niet ongewoon om achterkleinkinderen te hebben. Hoewel mijn moeder, Maria van Nonkel Henri, heeft het niet meer mogen meemaken.
Alfons Desmedt wel. 87 jaar was hij toen ik geboren werd, zijn eerste en nog steeds oudste achterkleinkind. Een eer waar ik geen enkele verdienste aan heb. Mijn moeder nodigde hem uit om mijn dooppeter te worden. Maar hij antwoordde dat hij te oud was, niet lang meer zou leven en dat ik dan geen peter had. ‘Geef hem misschien mijn naam’.
Zo gebeurde, ik werd officieel Jan Alfons genoemd en zo staat het nog steeds op alle officiële documenten. Iedere keer dat de identiteitskaart in de lezer gaat, word ik herinnerd aan stamvader Alfons Desmedt, vader van de Hei.
Jan Alfons De Lepeleire