Oprichting van de boerengilde in Heist-Goor en… de boeren- en boerinnengilde in Minderhout
Ter inleiding
Alfons Desmedt werd geboren te Minderhout op 28 december 1869 en overleed er op 7 april 1960.Hij studeerde af aan de Landbouw Hogeschool van Gembloux in 1891.
In welke maatschappelijke omgeving ging deze jonge landbouwingenieur aan de slag? Zijn vele sociale en politieke activiteiten spreidden zich over een periode van zeventig jaar. Het was een periode van grondige maatschappelijke veranderingen. Ook voor de landbouw. Wat was zijn bijdrage in dit veranderingsproces?
Via een reeks artikels willen wij zijn verhaal bij elkaar puzzelen. Het wordt een hele zoektocht want over “zijn leven en werken” is weinig tot niets gepubliceerd.
Overigens: in eerdere artikels die wij op de website publiceerden werd reeds een aanzet gegeven tot dit verhaal. Zie de artikels “De opleiding van Alfons Desmedt” en “Alfons Desmedt als politicus”.
Wies Jespers
Februari 1887: oprichting van de eerste Boerengilde
Deze tekst is gebaseerd op het boek van Leen Van Molle (LVM) “IEDER VOOR ALLEN: De Belgische Boerenbond, 1890-1990”, p.48, Kadoc-studies, 1990, Uitgave: Universitaire Pers en Belgische Boerenbond.
Een dorpspastoor voorop: Jacob-Ferdinand Mellaerts.
In februari 1887 stichtte Mellaerts een “Christene Landbouwersgildebond” in Heist-Goor. Vandaag een kerkdorpje van Heist-op-den-Berg.
De brede maatschappelijke context verklaart het initiatief van pastoor Mellaerts: de landbouwcrisis sinds 1880, de politieke spanningen tussen liberalen en katholieken, de opmars van het socialisme, de sociale onrust alom en parallel met dit alles de evolutie in katholieke kringen naar een nieuwe christelijke maatschappijleer en een nieuwe sociale politiek.
Haar doel was dubbel: als “godsdienstige broederschap” bijdragen tot de religieuze vorming van de leden en als “genootschap tot stoffelijk nut” tot hun materiële lotsverbetering. De leden van zijn boerengilde werden verplicht een “maandelijkse godsdienstige vergadering” in de parochiekerk bij te wonen.
Het “stoffelijk nut” zou in Heist-Goor nagestreefd worden via beroepsonderricht, de coöperatieve aankoop van meststoffen, goedkoop krediet en onderlinge bijstand.
De boerengilde wilde zowel de rijkere boeren, smeden en wagenmakers als de pachters aantrekken. Maar ook hun “zonen, knechten en werklieden die zestien jaar geworden zijn” mochten in Heist-Goor aansluiten, evenals alle “burgers” die de gilde wilden steunen. De sfeer waarin de gilde werd opgericht is het meest treffend verwoord in de gelofte die de nieuwe leden moesten afleggen.
“Ik beloof dat ik zal wezen een goed en eerlijk lid van de Gildebond der landbouwers van Sint-Alfons-Goor, dat ik zijn reglement zal getrouw zijn, dat ik altijd eerlijk en rechtvaardig zal zijn in mijn handel, dat ik de vooruitgang van de landbouw zal behartigen, dat ik de katholieke godsdienst zal voorstaan, dat ik als kristen mijn plichten zal kwijten jegens mijn kinderen, dienstboden en werklieden (jegens mijn ouders en meesters), dat ik aan de wettige overheden zal gehoorzamen, en dat ik nooit deel zal maken van een genootschap strijdig met deze belofte”.
Heel dit gildeconcept kaderde mooi in het oude ultramontaanse streven naar de herkerstening van de maatschappij, maar evenzeer in de nieuwe coöperatieve en corporatieve gedachtenstroming die een oplossing voor de maatschappelijke kwalen zocht in de richting van de klassenverzoening en de standsorganisatie.
13 april 1913: oprichting van de Boerengilde en Boerinnengilde te Minderhout
De Hoogstraatse Maand, mei 2013, p.56-57
“De Boerengilde werd in Minderhout opgericht op 13 april 1913 met als eerste voorzitter burgemeester Alfons Desmedt, en Ambroos Stoffels, Karel Aerts, Mouis Schrijvers en Jef Vermeiren als bestuursleden en Z.E.H. Van Cauwelaert als proost.
De Boerinnengilde werd te Minderhout gesticht op 10 december 1913. Mevrouw Stas de Richelle-de-Kerckhove de Dendergem was de eerste voorzitster, mevrouw Desmedt-Hofkens ondervoorzitster, mevrouw Brosens-Bolckmans, schijfster en Z.E.H. Van Cauwelaert was ook her de eerste proost.
In de eerste helft van de vorige eeuw was de werking van de verenigingen sterk gericht op de dagelijkse praktijk, het werk op de boerderij in de stal en op het land. Vanuit het hoofdbestuur van de Boerenbond in Leuven wilde men vooral technische kennis, nodig voor het landbouwbedrijf, verbeteren.
Voorlichting door middel van voordrachten in de plaatselijke gilden was een belangrijk instrument, zowel voor de akkerbouw als de veeteelt. De lesgevers gaven uitleg over de nieuwe producten en materialen, maar ook over de verschillende vormen van coöperatieve samenwerking binnen de Boerenbond en de plaatselijke gilde. Denken wij maar aan samen aankopen, de onderlinge bedrijfshulp en de Raiffeisenkas.
De werking van de boerinnenkringen werd afgestemd op de functie van de vrouwen met o.a. lessen over veeteelt, zuivel en tuinbouw, koken en naaien, kinderopvoeding, hygiëne en ziekenzorg.
De boodschap van de Boerenbond was duidelijk: bijdragen tot de vooruitgang van de landbouw en het welzijn van de boerenstand, trouw aan het katholieke geloof en de christelijke moraal. De parochiale verenigingen hadden hier een belangrijke opdracht.”