De ontsluiting van de dorpsgemeenschappen rond Hoogstraten (deel 2)
In een eerder artikel schreven wij:
Belangrijk voor het ontsluiten van de dorpsgemeenschappen was de uitbouw, vanaf 1885, van een dicht net van buurtspoorwegen. Drie decennia later waren alle dorpskernen via de stoomtram met elkaar verbonden.
Voor die tijd waren de dorpsgemeenschappen zeer moeilijk bereikbaar. Getuige hiervan volgende anekdote. In 1845 trokken de Gentse industriëlen Voortman en Jaequemyns naar Meerle om er heidegronden aan te kopen. “Ze vertrokken om 5 uur ’s morgens uit Gent per spoorweg naar Antwerpen. Vandaar per postkoets naar Oostmalle en dan met een kar naar Hoogstraten. Na 12 kilometer te voet kwamen zij bij het vallen van de avond in Meerle aan. Een reis van drie dagen.” (bron: De Hoogstraatse Maand, mei 2003, p.5.)
Dit artikel is een bewerkte overname van “Een historische schets: Tram en busvervoer in Hoogstraten” uit de Hoogstraatse Maand van juni 2005, p.8-9
1885-1891
De tramlijn Oostmalle-Hoogstraten werd in 1884 plechtig ingehuldigd.
Hoogstraten was zo vanaf 20 september 1885 via Rijkevorsel en Oost- en Westmalle met Antwerpen verbonden. Zij verving de traditionele postkoets, welke tot dan toe het enige verkeersmiddel met Antwerpen was.
Lijn Hoogstraten-Turnhout
In 1903 volgde de tramlijn Hoogstraten-Turnhout met een vertakking naar Hoogstraten-kolonie, het zogenaamde “klein dreefke” langswaar de tram de kolonie kon binnenrijden. Verder ging het over Wortel-kolonie en Merksplas-kolonie.
In 1904 werd er voor de tram een waterleiding aangelegd van de Mark, nabij de watermolen op Laren, tot aan het stationsgebouw aan de tramstatie opgericht in 1906-1907. De stoomtram had immers veel water nodig.
Lijn Hoogstraten-Meerle-Rijsbergen
Reeds op 24 oktober 1890 werd bij de Belgische regering een aanvraag tot vergunning ingediend voor een tramlijn Hoogstraten-Meerle-Rijsbergen. In 1898 werd deze lijn dan ook doorgetrokken tot in Meersel, het grenstramstation, de ‘poort’ naar Rijsbergen in Nederland. De eerste dienst vanuit Hoogstraten gereden op 1 september 1899.
Al deze tramlijnen waren enkelvoudig, zodat er op geregelde plaatsen een wissel met dubbelspoor, werd aangebracht. In Meerle spreekt men nu nog van ‘aan de wissel’. Aanvankelijk waren het stoomtrams, later werden het “autorails” op benzine of diesel. Deze waren veel minder zwaar en veel wendbaarder. Nergens in de wereld vond men zo een fijnmazig net van trams (buurtspoorwegen) als in Vlaanderen.
Wagons voor reizigers en goederen
Er waren platte goederenwagons, de gesloten dierenbakken met schuifdeur en natuurlijk de reizigerswagons met voor- en achteraan een platform. De geverniste houten banken, het kolenkacheltje dat van november tot april moest branden en het ‘petrollampje’ zorgde voor een gezellige sfeer.
Kinderen vonden het geweldig om op het platform te wippen en zo een stukje mee te rijden.
De processietram
Bijzondere omstandigheden brachten grotere drukte mee, zoals bruiloften, begrafenissen,… en processies.
In de meimaand trokken duizenden bedevaartgangers naar het Mariapark in Meersel-Dreef en ook op de eerste zondag na Pinksteren, voor de processie van het Heilige Bloed in Hoogstraten. De processietrams reden met twintig of meer rijtuigen, getrokken door twee locomotieven. De normale dienst bestond uit twee of drie rijtuigen met een bagagewagen.
Wat werd er vervoerd?
Eigenlijk vrijwel alles.
Zo is ook al het bouwmateriaal voor het Klein-Seminarie aangevoerd met de tram. Hiervoor had men toen een extra spoor gelegd in de Vrijheid.
Veel reizigers gingen beladen met groenten, fruit, kippen, eieren, boter en spek naar de stedelijke markten. Er werden ook dieren vervoerd. Te Meersel-Dreef had men de quarantainestallen.
In Hoogstraten en Meersel was er op de statie een ‘koeberg’, om runderen te lossen en te laden. Vanaf de lente kwam er vee van elders naar hier. Zij werden op weiland gezet en in het najaar gingen ze weer terug richting stad. Nieuwe jonge dieren, vooral melkvee, kwam uit Nederland. Dit gebeurde met speciale dierenwagons.
Mest werd ook aangevoerd vanuit de stad en gelost in de grote beerputten op Gammel en aan de splitsing van de weg van Minderhout naar Meer en Meerle (Meerseweg). De Kempense zandgrond had een grote behoefte aan mest. Verder vervoerde men kalk, hout, kunstmest, guano,…
Zeevogelguano: de Rolls Royce onder de meststoffen. Dit is een biologische meststof afkomstig uit de kuststreek van Peru. Rond de jaren 1850 experimenteerde men heel succesvol met zeevogelguano. Guano werd beschreven als “een voor den landbouw onmisbaren mestspecie”. Men concludeerde dat 1 ton guano overeenkwam met 33 ton gewone mest.
Tramhaltes
De grotere haltes waren allen gelegen nabij een café. De caféhouder was tevens agent van de tramwegmaatschappij.
Enkele agenten waren: Hofkens in Meersel-Dreef, in Meerle Louis Smits, in Heerle Minderhout Leonie Tackx, aan de Meersesteenweg in Minderhout De Loose en in Hoogstraten Hofkens, welke laatste weer familie was van de agent in Meersel-Dreef.
In Wortel was het de herberg “In den Lindeboom” aan de kerk, uitgebaat door de familie Schepers, binnen was er een wachtzaal voor de tramreizigers. Op deze grotere haltes lag er regelmatig materiaal klaar om vervoerd te worden.
Ook Wortel kolonie had een “arrêt”. In Hoogstraten zelf was er nog een stopplaats aan het kasteel, aan ‘Den Tram’ tegenover de kerk en aan het gasthuis.
Conducteurs
De conducteurs (ontvangers) stapten bij iedere halte af en gingen naar binnen in het café om eventuele reizigers te waarschuwen. Niet alleen aan de officiële haltes kon men opstappen. Ook tussen de haltes in kon men dat. Gewoonlijk gebeurde dit bij een café. De kastelein stak dan voor zijn klanten een vlaggetje in de grond langs de rails. De tram stopte, de ontvanger stapte af en ging het café binnen. Dan riep hij: “uitdrinken en instappen”, pakte er zelf nog vlug een en vertrok weer. De ontvangers stonden daarom ook te boek als grotere drinkers dan de machinisten en menige ontvanger ging wel eens over de schreef.
Pakjesdienst
Hoogstraten lag op een 17 km van het dichtst bijgelegen spoorwegstation, Turnhout. Hier werden vroeger de met het spoor verzonden goederen op de tram overgeladen. Zware goederen werden aan de losplaatsen van de tram afgehaald. Aan het station was hiervoor een speciaal kantoortje.
In de andere dorpen kon dit in de wachtzaal. De lichtere pakjes werden door de firma Van Gend & Loos met paard en wagen thuisgebracht. Later gebeurde dat met de vrachtwagen, ‘den otto van den tram’.
Vaste klanten waren de kolonie van Hoogstraten, het Spijker, ’t Klein-Seminarie en de vele winkeltjes.
Oorlogen en… de autobus
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-18) werd de tramlijn Hoogstraten – Meersel een eerste keer door de Duitsers opgebroken, doch na de oorlog opgeknapt. In de Tweede Wereldoorlog, werd de lijn nogmaals verwijderd (1941) en nadien niet meer hersteld.
In het begin van de jaren 1920 kwamen er al snel autobussen op de markt.
Dit waren de eerste bussen die de lijn Hoogstraten-Oostmalle-Antwerpen verzorgden. Reden voor vele particuliere ondernemingen om met één of enkele bussen een buslijn te gaan exploiteren. Vaak gebeurde dat in heftige concurrentie met de tramlijn. De autobus was een soepeler en sneller vervoermiddel dan de tram. Zeker in een tijd dat de wegen flink verbeterd werden.
Sedert 1 september 1949 vervingen autobussen ook de tram op de lijnen Hoogstraten-Oostmalle en Hoogstraten-Turnhout, via Wortel-kolonie en Merksplas-kolonie. Dit was voor ‘den tram’ het begin van het einde.
De statie in Hoogstraten werd later ingericht als autobusstelplaats. Het statiegebouw werd afgebroken (het stond wel op de lijst van beschermde gebouwen…!?)
Toch heeft de tram een grote betekenis gehad voor de ontwikkeling en ontsluiting van de Noorderkempen.
Wies Jespers met bijzondere dank aan De Hoogstraatse Maand.