De “Vrijheid” Hoogstraten
“De zestiende eeuw was een gouden eeuw in de geschiedenis van Hoogstraten. Een eeuw die niet alleen gekenmerkt wordt door de bouw van de Sint-Katharinakerk, maar waarin ook tal van prachtige huizen en waardevolle gebouwen hun oorsprong vonden. Ze bepalen nog steeds het uitzicht en het karakter van het centrum. Tijdens een wandeling langs de Vrijheid ontdek je heel wat goed bewaarde erfgoedparels.”
NAAMGEVING
De Vrijheid is de hoofdstraat van de stad Hoogstraten.
De straat had in het verleden meerdere namen: “Herbane, Steenweg, ’s Heerenstraat”, “Moleneinde of Poteinde” “Markt”, “Gasthuiseinde of Boereneind”
Ook kende de straat diverse deelnamen: het noordelijke deel stond bekend als Moleneinde of Poteinde, het middengedeelte was de Markt, en het zuidelijke deel heette Gasthuiseinde of Boereneind.
De straat werd reeds in 1357 als een steenweg aangeduid.
De huidige naam Vrijheid verwijst naar de vrijheidsrechten die hertog Hendrik I van Brabant in 1210 aan het pas gestichte Hoogstraten had geschonken.
De Vrijheid was in de Middeleeuwen onderdeel van de handelsroute tussen Antwerpen en de noordelijke gewesten: Holland en Gelre. Hoogstraten fungeerde als marktplaats en bood onderdak aan een weekmarkt en twee jaarmarkten.
In 1598 brandde een groot deel van de huizen langs de Vrijheid af.
De voor de Vrijheid kenmerkende lindebomen werden vermoedelijk pas eind 17e– of begin 18e-eeuw geplant.
Ze zijn sinds 1955 een beschermd landschap.
In 1885 werd de tramlijn tussen ‘ Oostmalle en Hoogstraten’(2) geopend. Deze lijn liep over de Vrijheid heen.
MONUMENTEN
Langs de Vrijheid zijn diverse monumenten te vinden, waaronder het 16e-eeuwse stadhuis en de eveneens 16e-eeuwseSint-Katharinakerk.
Het in oorsprong 14e-eeuwse Begijnhof staat op de Werelderfgoedlijst.
Eén van de mogelijk oudste huizen aan de Vrijheid is De Gulden Coppe uit begin 16de-eeuw.
Het Knechtjenscollege uit 1555-1560 is een voormalig jongensweeshuis.
Het is gefinancierd uit de nalatenschap van Elisabeth van Culemborg.
Zij was de rijke erfdochter van Jasper van Culemborg en Johanna van Bourgondië (1457-1511).
Elisabeth huwde in 1501 met Jan van Luxemburg, die in 1508 overleed.
In 1509 huwde ze met Antoon de Lalaing. Ze schonk haar echtgenoot eerst het vruchtgebruik en later de volle eigendom van de heerlijkheden Hoogstraten, Minderhout en Rijkevorsel en haar eigendommen in Meer, Meerle en Meersel naast de zogenaamde hoven van Hoogstraten in Brussel en Mechelen.
Op de Vrijheid staan ook twee monumentale voormalige bierbrouwerijen: De brouwerij ‘De Vier Heemskinderen-de Drie Swaentjes’ (Vrijheid 166) en de brouwerij ‘Brosens’ (Vrijheid 10 ), die actief was van 1675 tot 1989.
Brouwerij “De III Swaentiens“ … voorheen “De vier Heemskinderen
De III Swaentiens, voorheen De vier Heemskinderen, wordt reeds vermeld als een 16de-17de-eeuwse herberg en brouwerij. Vandaag wordt het gebouw gekenmerkt door bouwstijlen uit het einde van de 18de – en het begin van de 19de-eeuw.
Half vrijstaand, bakstenen dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder vernieuwd zadeldak met laat classicistische allures. Gevel op arduinen plintje, beëindigd met bolrond geprofileerde bakstenen daklijst onder gevel-breed driezijdig fronton met oculus(3) (houten raam).
Rechthoekige, naar boven toe verkleinende vensters in zandstenen omlijsting onder ontlastingsboog(4) op de bovenverdieping met ijzeren leuning, eertijds met luiken.
Rococo(5)-deuromlijsting van arduin. Bovenraam met smeedijzeren waaier. Bekronende gevelsteen met drie zwaantjes en zeemeerminnen in bas-reliëf.
Witstenen bel-etagebalkon met balustrade en consoles.
Noordelijke zijpuntgevel met aandak.
Interieur
Volledig onderkelderde voorbouw, vier kelders met tongewelf(6) en gang.
Tweede kelder met nog aanwezige waterput.
Centrale gang in Lodewijk XVI-stijl(7) met typisch lijst- en stucwerk.
Aansluitend salon links met moerbalk(8) straat. Plafond en wanden met in 1975-1976 door de gebroeders Leyten(9) naar oud model gereconstrueerd lijst- en paneelwerk met geschilderde medaillons door L. Doms.
Originele witmarmeren schoorsteenmantel met op doek geschilderd schouwstuk met bloemenvaas en vruchten (eind 18de- begin 19de eeuw) en bas-reliëf in stuc door L. Doms (1975-1976).
Aangepast rechtergedeelte waarachter dwars ingebrachte trap.
Tegen de voorbouw aanleunende lagere achterbouw van vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (nok loodrecht op de straat, kunstleien). Vermoedelijk heropgebouwd rond
1913. Baksteenbouw met neo-traditionele trapgevel. Lage begane grond met samengestelde balklaag.
Brouwerij Brosens
Voormalig brouwershuis (Vrijheid 110) met achterin gelegen mouterij.
Het brouwershuis werd in 1675 opgericht als de herberg “De Fortuyn” op de plaats van een vroegere pottenbakkerij. Deze lag aan een in 1928 gedempte vijver van de kleiwinning.
De brouwerij werd tussen 1675 en 1989, achtereenvolgens uitgebaat door de families Boeyens en Van Heyst.
De familie Brosens was reeds vanaf 1842 eigenaar.
Begin 1877 verleende het college van burgemeester en schepenen toelating aan weduwe Antoon Brosens om het bestaande, tot de 17de – eeuw opklimmende dubbelhuis, te verbouwen. Zo werd ondermeer het laatste venster vervangen door een poort.
In 1883 liet het echtpaar H. Brosens-De Laet, naar ontwerp van architect Pieter Jan Taeymans, grote verbouwingswerken uitvoeren. Hieraan dankt het huis zijn huidige voorgevel en de inrichting en een deel van de achtergevel.
In 1890 lieten zij een nieuwe mouterij achter het woonhuis optrekken. De moderne brouwerij-installatie werd, samen met de productie van pilsbieren, in 1932 ingevoerd.
Er werd gebrouwen tot 1958.
Vanaf dan werd er overgeschakeld op de verdeling van bier en frisdranken en het bottelen van limonade. De mouterij bleef ondertussen bestaan.
In 1989 werd het bedrijf volledig stopgezet.
Voormalige brouwerij Brosens
Beschrijving van het gebouw
Herenhuis van zes traveeën(10) en twee bouwlagen onder zadeldak.
Neoclassicistische, bepleisterde en beschilderde lijstgevel op arduinen plint met kenmerkend bossage(11)- en paneelwerk.
Een doorlopende zware puilijst en een gevelafsluiting met geprofileerde architraaf(12), vlak fries en houten kroonlijst op klossen(13).
Rechthoekige muuropeningen in geprofileerde omlijsting, op de bovenverdieping met oren, sleutel en borstweringen. Gietijzeren rolluikkasten. Origineel 19de-eeuws hout- en sluitwerk. Rechts poortrisaliet(14) met imposant, natuurstenen balkon op bewerkte voluutconsoles. Houten vleugeldeur met paneelwerk, schijf- en bladmotieven en draperie, onder bovenlicht met glas in lood. Smeedijzeren trekbel. Verankerde en gecementeerde zijpuntgevel ten zuiden. Bakstenen achtergevel met muizentandfries.
In de jaren 1930 toegevoegde achtergebouwen met driezijdige erker ter hoogte van de twee laatste traveeën.
Interieur van het woonhuis
In 1883 gerenoveerd huis met een doorgang in uiterst rechtse travee.
Aanpalende drie traveeën met zogenaamd vrouwensalon, gang en trapzaal.
Twee linker traveeën met groot salon en vroegere woonkamer, keuken en achterkeuken, huidige eetkamer.
Dienstvertrekken en keuken zijn ondergebracht in recentere achtergebouwen.
De Inrichting van doorgang, gang en trapzaal is in neoclassicistische stijl met marmeren lambrisering, met bepleisterde en beschilderde muren en plafonds in marmerimitaties, lijst- en paneelwerk.
Trapzaal met imitatiebossage en koepel met beschilderde panelen.
Dubbele deuren met geëtst glas met afbeelding van de oude brouwerijgebouwen en voorstellingen verwijzend naar hopoogst en brouwersambacht.
Doorgang met pilasters en halfzuilen en een rondboognis, beschilderd met herten.
Bevloering met zogenaamde zeedijktegels.
Eikenhouten bordestrap met gietijzeren trappaal en leuning.
Bordesraam met geëtst glas met de voorstelling van “Philosophia“, mogelijk aangebracht door Antoon Brosens junior, doctor in de filosofie, en brouwer van 1911 tot circa 1945.
Gang met symmetrisch aangebrachte deuren naar aanpalende vertrekken, met één valse deur ter hoogte van het vrouwensalon tegenover de toegang tot de dienstruimte.
Vloer van verschillende marmersoorten met geometrische motieven.
Vrouwensalon met intact bewaard interieur met bepleisterde en in pasteltinten beschilderde muren en plafond, dito houten deuren en omlijstingen. Versierd met verschillend lijst-, paneel- en stucwerk, verguldsels, bloemmotieven, putti, arabesken, emblemen in verband met brouwersambacht.
Fraaie witmarmeren schoorsteenmantel met omlijste spiegel en koperen haardplaat.
Groot salon met origineel bepleisterd en beschilderd plafond met plastisch uitgewerkt stucmedaillon en omlopend lijstwerk met rocaillemotieven in de hoeken. Zwart marmeren schoorsteenmantel met spiegel. De gesculpteerde houten vleugeldeuren en lambrisering zijn beschilderd in imitatienotelaar.
Aansluitende woonkamer, eveneens vergaderplaats in neo-Vlaamserenaissance-stijl met gesculpteerde houten lambrisering. Een gelijkaardige omlijste vleugeldeur met datering 1883 in paneel en cassettenplafond(15). originele parket; “Vlaamse” schouw met gesculpteerde houten schouwbalk op Ionische marmeren zuilen en betegelde haardwand. Vierdelige, beglaasde deur naar latere eetplaats met kleurrijke glas-in-loodramen voorzien van gebrandschilderde medaillons met herbergtaferelen, wapenschilden (Hoogstraten en Niel, naar herkomst van de bouwheren) en initialen BDL.
Doorgang naar de voormalige mouterij/brouwerij, met verankerde stenen gevels, opklimmend tot 1890.
Mouterij met gebogen deuren, vensters en oculi en met houten en ijzeren dubbel beglaasde ramen in de toren. Mouttoren van circa 25 meter hoog.
Brouwerij met rechthoekige muuropeningen.
Aanpalend L-vormig mouterijgebouw van drie en twee traveeën en drie bouwlagen met aansluitende gang. Dragende constructie bestaande uit troggewelven op gietijzeren balken en zuiltjes. Zware eikenhouten balk onder zolder aan noordzijde.
Gecementeerde mout- of kiemvloer op kelderniveau. Daarboven tweede moutvloer met geklonken moutkuip en deels marmeren kiemvloer.
Eerste moutzolder met voormalige gerst- en moutsilo’s.
Bewaarde pletmolen of moutbreker met houten kader in de gang tussen mouterij en brouwerij.
Tweede moutzolder met nog aanwezige graankuismachine of kafmolen (eveneens met houten kader) van circa 1900, met uitlaatpijp boven het dak, en luikjes in de houten vloer. IJzeren mengvat voor granen. Luiwerk(16) met houten klauwwiel met ijzeren klauwen corresponderend met de overkapte katrol.
De voormalige brouwerij werd, einde jaren 1950 omgevormd tot limonadefabriek en in 1993 gedemonteerd.
Bewaard zijn: kantoor voor de ambtenaren van de accijnzen en een vulmachine voor limonade uit de jaren 1940 merk “Dechaineux Bruxelles“.
Brouwerij Sterkens te Meer
Het verhaal over de brouwerijen te Hoogstraten brengt ons, in het kader van onze familiegeschiedenis, “onvermijdelijk” bij het verhaal van de Brouwerij Sterkens(17) te Meer.
Tante Louise Sterkens, echtgenote van nonkel Jozef (Jef) Desmedt, was een telg van het brouwersgeslacht Sterkens.
Huwelijksfoto – 4 augustus 1936– Jozef Desmedt en Louisa Sterkens
1731: ’t Brouhuis van Frans Sterkens.
Volgens het boek “Meir in de Kempen” uit 1912 van Pater Gratianus, Provinciaal van de Ongeschoeide Karmelieten, spreekt het bedeboek uit 1731 reeds van ” ’t Brouhuis van Frans Sterkens“.
“Frans Sterkens en zijn vrouw Adriana Leijs baren tien kinderen en baten een mooi, klein boerenbedrijfje uit. Het boerenbedrijf voorzag de familie in hun noodzakelijke basis- en levensbehoeften: het winnen van groenten, het fokken van vee en het bakken van brood.
Daarnaast zet Frans bovendien de traditie van zijn grootvader Gerardus voort en neemt hij het brouwen van bier over. Hiervoor gebruikt hij de originele familierecepten.
Eind jaren 1700 breekt de Franse Revolutie uit.
De Fransen bezetten De Verenigde Nederlandse Staten. Vele religieuzen moesten vluchtten. Een van die religieuzen was pater Paulus. Hij wilde dat zijn bierrecept niet in handen van de Fransen terecht kwam. Tijdens het vluchten kon hij zijn oude, traditionele bierrecept nog net redden.
Hij nam de benen en kwam terecht in Meer. Hij klopte aan bij de familie Sterkens en overhandigde zijn biernotities aan Frans Sterkens. De familie Sterkens had immers in die tijd al een gerenommeerde brouwersnaam. Frans voegde enkele eigen ingrediënten toe aan het basisrecept en een nieuw, verfrissend, lekker bier was geboren.
Frans gaf het nieuwe bier de naam “St. Paul”, uit respect en ter nagedachtenis van pater Paulus.”
En hoe prijst het nageslacht Sterkens zijn waren aan …
“Brouwerij Sterkens brouwt sinds 1651 ambachtelijke, heerlijke abdijbieren van hoge gisting te Meer, een klein dorpje in het noorden van België. Brouwen volgens traditie en oude recepten , aangevuld met kennis en ervaring opgedaan in de afgelopen decennia, vormen nog steeds de grootste troeven in het brouwproces van Brouwerij Sterkens.
Bovendien serveren wij topkwaliteit in een originele en unieke verpakking.
Onze bieren worden geproduceerd in traditionele, keramische kruiken van steen.
Onze Hoogstraten Poorter, Bokrijks, St. Paul en St. Sebastiaan bieren worden wereldwijd met smaak gewaardeerd.”
Maar ook dit is verleden tijd, want … sinds 1991 is ‘Brouwerij Sterkens Immo’ actief in de verhuur en exploitatie van eigen of geleasd residentieel onroerend goed, exclusief sociale woningen.
2014: Twintig woningen op site brouwerij Sterkens
“Op de vroegere brouwerijsite in Meer komen twintig woningen. Er is daarvoor een aanvraag ingediend. Als het schepencollege akkoord gaat, kan een verkavelingsaanvraag ingediend worden.”(…) “Enkele jaren geleden werd brouwerij Sterkens in Meerdorp afgebroken.
Het stadsbestuur (van Hoogstraten) maakte daarom een ruimtelijk uitvoeringsplan op voor het hele gebied Meer-Oost waarin ook de brouwerijsite is opgenomen. Er is een ontwerpplan ingediend om op de vroegere brouwerijgronden twintig woningen te realiseren’.
“Enkele jongeren dienden vorig jaar een petitie in om een speelplein in te richten op de brouwerijsite zolang het terrein braak ligt. Het stadsbestuur heeft daarover gesprekken gehad met de eigenaars, maar wacht de fasering van de plannen af om na te gaan of een (tijdelijke) speelruimte kan worden aangelegd.”
Wies Jespers
(1) Erfgoed Vlaanderen is een bron van heel wat gegevens voor dit artikel. Zie: https://visithoogstraten.be.
(2) Zie www.alfonsdesmedt.be: ‘ De stoomtram en de ontsluiting van de dorpsgemeenschappen rond Hoogstraten (deel I en II) ’.
(3) Oculus is het Latijnse woord voor oog. Het woord oculus blijft in gebruik in sommige contexten, meestal als de naam voor de cirkelvormige opening in de top van de koepel van het Pantheon in Rome, Italië, maar ook voor andere soorten ronde ramen. De opening in het Pantheon is altijd open geweest voor het weer, waardoor regen binnenkomt. Deze valt op de vloer, waarna het meegenomen wordt met leidingen in de vloer. Ook schijnt er zonlicht door de opening heen. Hierdoor en door het omringende, zachte beton lijkt het op een oog, waaraan het zijn naam ontleent. In de archeologieis oculus een motief dat in West-Europese prehistorische kunst werd gebruikt. Het bestond uit een paar van cirkel- of spiraalvormige maskers, die vaak als ogen werden beschouwd. Het motief kwam voor op potten, standbeelden en megalieten. Het vertegenwoordigt de ogen van een god of godin.
(4) Een ontlastingsboog is een boog gemetseld boven een deur of raam met het doel het gewicht van het erboven liggende metselwerk op de muurdammen over te brengen. Ontlastingsbogen worden meestal toegepast bij gevels in de renaissance uit de 17e -eeuw: de trapgevels.
(5) De rococo is een Europese stijlperiode in de beeldende en toegepaste kunsten die haar hoogtepunt beleefde tussen 1730 en 1760. De naam is afgeleid van het Franse woord rocaille, een assymetricsch schelpmotief dat in de 18e-eeuwse barok veel gebruikt werd in met name de toegepaste kunst. Het woord rocaille gaat terug op de Franse woorden roc (rots) en coquilles (schelpen) en geeft aan dat het vooral om een decoratieve stijl gaat.
(6) Een tongewelf is een type gewelf dat over de gehele lengte dezelfde vorm heeft en waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel vormt, zodat het gewelf een halve cilinder vormt. Ook zijn varianten bekend waarbij de boog een ellips-, korf-,parabool),of spitsboog vormt Tongewelven in strikte zin zijn gemetseld, maar ook houten en gepleisterde overkappingen met dezelfde vorm worden wel tongewelven genoemd. Het gemetselde gewelf werd veel toegepast in de romaanse bouwstijl. Het ontstaat door de muren in een boogvorm op te metselen, zodat de kruin van het gewelf uit één rechte lijn bestaat.
(7) De Lodewijk XVI-stijl is sober en symmetrisch en wordt gekenmerkt door classicistische versieringen als slingers en vazen.
(8) Moerbalk = moederbalk: dragen, dwarse balk waarop de vloer rust.
(9) Gebroeders Leyten een bedrijf voor schilder- en behangwerk, tapijten enz. … vandaag heet dat interieurinrichting. Volgens (een reclame) in de Hoogstraatse Maand van augustus 1986 was/(is?) het bedrijf gevestigd op de Vrijheid 167.
(10) Travee is een begrip bij de vlakverdeling van gevels: een travee is een deel van een gevel dat door de gevelindeling als een eenheid is te zien, meestal door de verdeling in steunpunten (zuilen, kolommen).
We spreken eigenlijk alleen van een travee als er meer van die eenheden zijn.
(11) Bossage: In oorsprong een gevelbehandeling waarbij ruw gehakte, rechthoekige blokken natuursteen uit de loodlijn steken en de gevel op die manier een fors, rustiek (rustica) karakter verleent. Later op gevel vormelijk geïmiteerd door middel van uitspringend al dan niet bepleisterde bakstenen blokken of banden (doorlopende schijnvoegen).
(12) Een architraaf (Grieks archi (ἀρχι), voornaamste, hoofd en Latijn ‘trabs’ = balk) of epistyle is de onderste dragende balk.
(13) Klos(sen): Kraagstuk van een kroonlijst met verfijnd uitgesneden en/of gefreesd hangend element of drop.
(14) Een risaliet of risalerend geveldeel, ook wel gevelvoorsprong, is het gedeelte van een gevel dat over de volle hoogte naar voren springt ten opzichte van de rest van de gevel. Het woord is afkomstig van het Italiaanse risalto (uitbouw). Een risaliet in het midden van de gevel is een middenrisaliet, waarin vaak de ingangspartij is verwerkt. Een risaliet op de hoek noemt men een hoekrisaliet. Door het toepassen van een risaliet krijgt de gevel van een gebouw een onderdeel meer reliëf en schaduwwerking. Dit stijlkenmerk werd ook veel toegepast in de baroktijd en het classicisme. Bij deze gebouwen werd het middenrisaliet bekroond door een driehoekig fronton. Deze gevelsprong werd ook toegepast in gebouwen van de jaren dertig van de 20e-eeuw.
(15) Een cassetteplafond is een plafond van cassetten (verdiepte, meestal rechthoekige vlakken). Het cassetteplafond werd veel in de klassieke tijd toegepast, maar is nog steeds actueel. In de Griekse oudheid werden de cassettes vaak beschilderd en met goud en ivoor ingelegd.
(16) Het luiwerk is een inrichting op een molen voor het ophijsen (luien) van zakken graan.
(17) Info overgenomen van de website www.brouwerijsterkens.be